Hoe wordt laboratoriumdiagnostiek gebruikt?

Laboratoriumdiagnostiek wordt gebruikt voor het opsporen, vaststellen, behandelen en volgen van ziekten.

Laboratoriumgeneeskunde
Laboratoriumgeneeskunde omvat medisch onderzoek van bloed, urine, feces of andere lichaamsvloeistoffen. De onderzoeksresultaten en testuitslagen leveren informatie op over iemands gezondheid.

Laboratoriumgeneeskunde bestrijkt verschillende disciplines, waaronder klinische chemie, hematologie, immunologie, microbiologie, pathologie en transfusiegeneeskunde. De uitslag van het laboratoriumonderzoek en de laboratoriumtesten geven bijvoorbeeld inzicht in:

  • functioneren van vitale organen zoals nieren, lever of hart;
  • oorzaken van klachten zoals buikklachten of gewrichtsklachten;
  • vaststellen van ziekten zoals kanker, diabetes of hart- en vaatziekten;
  • het ziektebeloop;
  • risicofactoren voor bijvoorbeeld een hartinfarct, beroerte of de ontwikkeling van een tumor;
  • effect van een therapie;
  • optimale dosering van medicatie;
  • wie wel en wie geen (of onvoldoende) baat heeft bij een behandeling.

Van ziekenhuislab tot lab-on-a-chip
Onderzoek van lichaamsvloeistoffen vindt plaats met behulp van in-vitrodiagnostica, ofwel IVD’s. Het kan gaan om geavanceerde analysesystemen, bediend door geschoold en gespecialiseerd laboratoriumpersoneel, of een eenvoudige urinetest zoals bijvoorbeeld de zwangerschapstest die mensen zelf thuis kunnen uitvoeren. Laboratoriumgeneeskunde speelt zich niet per definitie af in het laboratorium. Er wordt steeds meer gebruikgemaakt van point-of-care testing (POCT) of lab-on-a-chip technology (LOCT). Deze IVD’s zijn geschikt voor specifieke bloedbepalingen of urinetesten dicht bij de patiënt. Dat kan zijn aan het ziekenhuisbed, in de ambulance, bij de huisarts of thuis. Het voordeel van deze sneltesten is dat de testuitslag meteen bekend is en direct een aanknopingspunt biedt om een behandeling in te zetten of juist te stoppen of aan te passen. Hoge kwaliteitseisen en een hoge professionele standaard dragen bij aan veilig en efficiënt gebruik van IVD’s.

Van Aanvraag tot Zorgadvies
Laboratoriumonderzoek wordt aangevraagd door de arts en uitgevoerd door het laboratorium onder verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld een klinisch chemicus, arts-microbioloog, medisch immunoloog of patholoog. De laboratoriumgeneeskundige cyclus begint bij de aanvraag en eindigt met terugkoppeling naar de aanvrager over het testresultaat en advies voor vervolgactie.

Screening
Een screening, of vroegopsporing, is een medisch onderzoek bij mensen die geen klachten over hun gezondheid hebben. Hoe eerder afwijkingen worden gesignaleerd, hoe groter de kans om ziekte te voorkomen of het ziekteproces te vertragen. Screening vindt vaak plaats in de vorm van een bevolkingsonderzoek waarbij de overheid bepaalde bevolkingsgroepen uitnodigt voor een specifiek medisch onderzoek. Laboratoriumdiagnostiek speelt bij screening een belangrijke rol.

  • Prenatale screening
    Het bloed van de zwangere vrouw wordt onderzocht op de rhesusfactor en op infectieziekten die via de moeder op de foetus kunnen worden overgedragen. Met de niet invasieve prenatale test (NIPT) wordt in het bloed van de moeder foetaal DNA onderzocht op chromosomale afwijkingen.
  • Hielprik
    Vlak na de geboorte worden bij de baby een paar druppels bloed afgenomen uit de hiel, die worden onderzocht op een aantal erfelijke of zeldzame ziekten. Door de ziekte vroeg op te sporen, kan de behandeling snel starten.
  • Baarmoederhalskanker
    Een vijfjaarlijkse screening voor vrouwen tussen de 30 en 60 jaar. Hierbij wordt het baarmoederslijmvlies (uitstrijkje) onderzocht op HPV (humaan papillomavirus), een risicofactor voor baarmoederhalskanker.
  • Darmkanker
    Een tweejaarlijkse screening voor mannen en vrouwen tussen de 55 en 75 jaar. Detectie van sporen bloed in de ontlastingstest kan een aanwijzing zijn voor een (beginnende) darmtumor. Bij een positieve uitslag van de screening moet in een vervolgonderzoek het risico verder worden onderzocht.