Aanvullende diagnostiek stelt niet gerust
Schotse onderzoekers keken naar de relatie tussen aanvullende diagnostiek en bezorgdheid over ziekte, angst, duur van klachten en het gebruik van gezondheidszorg. Hiervoor gebruikten ze de beschikbare gerandomiseerde onderzoeken met als belangrijkste criterium dat het zeer onwaarschijnlijk was dat geïncludeerde patiënten een ernstige aandoening hadden. Veertien studies met in totaal 3.828 patiënten bleken geschikt voor analyse. Drie studies toonden aan dat aanvullende diagnostiek geen effect had op bezorgdheid over ziekte. Daarnaast toonden twee studies aan dat er geen effect was op het voorkomen van aspecifieke angst. Maar liefst tien trials bewezen dat er geen langetermijneffect was op de klachtenduur. Over het gebruik van gezondheidszorg was minder eenduidig bewijs beschikbaar. De elf studies die daarover berichtten, suggereerden dat mensen mogelijk iets minder vaak naar de dokter gaan na aanvullend onderzoek.
Al met al concluderen de auteurs dat aanvullende diagnostiek verrichten bij patiënten met een kleine kans op een afwijking, weinig doet om deze patiënten gerust te stellen.