9 februari 2018
Bacteriën spelen grote rol in bevorderen darmkanker
Ongeveer vijf procent van de gevallen van darmkanker zijn het gevolg van een erfelijke variant, zoals familiaire adenomateuze polyposis (FAP). Patiënten met dit syndroom hebben een mutatie in een gen dat normaal gesproken tumorvorming onderdrukt. Al vanaf jonge leeftijd hebben patiënten daardoor last van poliepvorming in de darm, wat na verloop van tijd overgaat in darmkanker. Van patiënten met niet erfelijke darmkanker is bekend dat sommige bacteriën het darmslijmvlies kunnen binnendringen op de plaatsen waar tumoren ontstaan. In het onderzoek is gekeken of deze bacteriën ook een rol spelen in het ontstaan van de kanker.
Biofilms
In darmweefsel van zes FAP-patiënten vonden de onderzoekers biofilms van bacteriën in de slijmlaag van de dikke darm. Een biofilm is een bacteriekolonie die is omringd door een eigen slijmlaag. Deze beschermt de bacteriën tegen invloeden van buitenaf. Een genetische analyse wees uit dat deze films voornamelijk bestaan uit Escherichia coli en Bacteriodes fragilis. Dit is opmerkelijk, aangezien er meer dan 500 bacteriesoorten in de darm voorkomen en beide bacteriën normaal gesproken als gezond beschouwd worden.
Samenwerken
Een diepere analyse van de bacteriën in darmbiopten van 25 andere FAP-patiënten liet zien dat het om subtypes van de bacteriën gaat die zogenaamde oncotoxines produceren. De B. fragilis bacteriën maken een giftige stof die cellen in de darmwand aanzetten tot tumorgroei. Deze stof lokt daarnaast een ontstekingsreactie uit die in het voordeel van de tumor lijkt te werken. E.coli bacteriën maken op hun beurt een stof die DNA-schade veroorzaakt aan de darmcellen, wat kan resulteren in mutaties in het DNA.
Preventie
De bevindingen in Science bieden nieuwe mogelijkheden voor diagnostiek en preventie van darmkanker. Annemarie Boleij, die vanuit Radboudumc betrokken was bevestigt dat een FAP-patiënt een groot risico heeft op darmkanker, en de wetenschap dat bacteriën zo’n belangrijke rol spelen maakt het mogelijk te onderzoeken of dat risico kan worden verlaagd door de bacteriën te elimineren met bijv. bepaalde voeding, vaccinaties tegen deze bacteriën of probiotica.