Frequente bezoeker brengt zorg uit balans
Het is al langer bekend dat huisartsen een onevenredig groot deel van hun tijd besteden aan een relatief kleine groep patiënten die de praktijk frequent bezoekt. Gemeten over een jaar zijn dergelijk frequente bezoekers verantwoordelijk voor 39 % van alle directe, persoonlijke contacten met de huisarts. Langdurige frequente bezoekers vormen 1,6 % van het patiëntenbestand, maar zijn goed voor 8 % van de directe contacten.
De onderzoekers becijferen dat de ongecorrigeerde gemiddelde uitgaven in drie voor niet-frequente bezoekers ruim vijfduizend euro bedragen tegen bij zestienduizend euro voor frequente bezoekers. Ook na correctie blijven de zorgkosten voor frequente bezoekers buiten proportioneel hoog. Na correctie op geslacht, leeftijd, etniciteit en aandoeningen als diabetes en hart en vaatziekten zijn maken frequente bezoekers 1200 tot 4000 euro meer zorgkosten. Daarbij constateren de onderzoekers de kostendisbalans groter wordt naarmate het frequente bezoek langer duurt.
Volgens de onderzoekers zijn de hoge kosten maar ten dele terug te voeren op de medische conditie van de frequente bezoekers. Weliswaar hebben ze meestal meerdere – gewoonlijk chronische – somatische en psychiatrische aandoeningen, veelal gecombineerd met sociale problemen, deze kenmerken verklaren de hoge zorgkosten maar ten dele.
De onderzoekers wijzen ook op de kenmerken en werkstijl van de huisarts. Zo kan het volgens de onderzoekers zijn dat huisartsen bepaalde kwalen over het hoofd zien. Ook van belang is de patiënt-arts interactie. Op grond hiervan kunnen frequente bezoekers artsen ‘triggeren’ tot het doen van meer verrichtingen. Deze ‘somatische fixatie’ kan zelfs zover gaan dat ziektegedrag van generatie op generatie wordt doorgegeven als een vorm van aangeleerd gedrag. De onderzoekers adviseren om meer werk te maken van het opsporen en behandelen van aandoeningen die aan frequent bezoek ten grondslag liggen. Dit kan zowel een betere kwaliteit van leven voor de patiënt opleveren als lagere zorgkosten. Het onderzoek is gepubliceerd in het NTVG.