19 augustus 2015
Genetische test voorkomt bijwerking behandeling Crohn
Dit is de conclusie van onderzoek van geneticus Marieke Coenen van het Radboudumc dat is verschenen in juli in het tijdschrift Gastroenterology. Bij patiënten met een variant in het TPMT-gen, komen deze bijwerkingen tien keer minder voor als zij een aangepaste medicijndosis krijgen, zonder dat hierdoor de werking ervan wordt verminderd.
Ongeveer 35.000 mensen in Nederland hebben last van chronische ontstekingen in het maag- en darmkanaal, zoals de ziekte van Crohn en Colitis ulcerosa. Hoewel deze ziekten niet te genezen zijn, ervaart 70 procent van de patiënten een sterke vermindering van klachten bij gebruik van het geneesmiddel thiopurine. Bij een vijfde van de patiënten leidt dit medicijn echter tot ernstige problemen in de aanmaak van witte bloedcellen. De oorzaak hiervan ligt waarschijnlijk in een verminderde werking van de enzymen die nodig zijn om thiopurine om te zetten in actieve stoffen.
Het middel thiopurine zelf is niet actief. Het moet in het lichaam eerst omgezet worden in actieve stoffen die de overactieve immuuncellen aanpakken die verantwoordelijk zijn voor de chronische ontstekingen in de darm. Één van de enzymen dat betrokken is bij de omzetting van thiopurine is thiopurine methyltransferase (TPMT). Bij een tekort aan het TPMT-enzym, loopt de productie van werkzame stoffen te hard van stapel. Hierdoor ontstaat schade aan de bloedproductie. Tien procent van de westerse bevolking heeft een variant van het TPMT-gen waardoor de werking van het enzym is verminderd.
Dat thiopurine tot bijwerkingen kon leiden, was wel bekend. Marieke Coenen en haar team toont nu voor het eerst aan dat een test naar het TPMT-gen deze bijwerkingen bij een deel van de patiënten kan voorspellen. En dus voorkomen. Patiënten die eerst de test ondergaan en op basis van de uitslag een aangepaste dosis thiopurine krijgen, hebben tien keer minder kans op het ontwikkelen van een tekort in de aanmaak van witte bloedcellen dan patiënten die geen aangepaste dosis krijgen. Marieke Coenen: “Tot nu toe wordt een genetische test zelden voorafgaand aan de behandeling gebruikt. Deze studie laat duidelijk zien dat dit wel nut heeft.”
De onderzoekers voerden hun onderzoek uit bij 783 patiënten in 30 Nederlandse ziekenhuizen. Een deel van de patiënten kreeg voorafgaand aan de behandeling met thiopurine een genetische test. De controlegroep kreeg de gangbare behandeling. Bij de totale groep leidde het gebruik van de genetische test niet tot het verminderen van het aantal bijwerkingen. Maar bij de kleine groep patiënten met een variant van het TPMT was de test wel zinvol. Marieke Coenen: “Wat ons betreft kan een genetische test naar het TPMT-gen ingevoerd worden, zodat een persoonsgerichte behandeling mogelijk wordt voor mensen met een variant in dit gen.”