9 oktober 2019

Genotypering effectief hulpmiddel voor instellen antipsychotica

De getallen liegen er niet om: jaarlijks wordt 6 procent van de Nederlandse bevolking behandeld voor een depressie en ongeveer tachtigduizend mensen voor een psychotische stoornis zoals schizofrenie. Hoewel meer dan één miljoen mensen een antidepressivum en 350 duizend mensen een antipsychoticum gebruiken, is bij 30 tot 50 procent van de patiënten de werking van deze psychofarmaca onvoldoende. Het juiste medicijn vinden in de juiste dosering is in de psychiatrie regelmatig een ware zoektocht. Dankzij de opkomst van innovatieve DNA tests en genetische profilering maakt de ‘trial en error’ aanpak steeds meer plaats voor medicatie-op-maat.
 
Genotypering
Psychiatrische middelen worden vaak door enzymen in de lever gemetaboliseerd waarbij het middel wordt omgezet in de actieve verbinding of afgebroken tot stoffen die het lichaam weer verlaten. Hierbij speelt het enzymsysteem cytochroom P450 (CYP) een belangrijke rol, maar die enzymen zijn niet in ieder mens even actief. Door variatie in het DNA verschilt de activiteit tussen mensen, waardoor een medicijn in de ene persoon beter werkt of beter te verdragen is dan in de ander.
Met name CYP2D6 is belangrijk; dit enzym is betrokken bij de omzetting van veel gebruikte medicijnen zoals antidepressiva, antipsychotica, opioïden, tamoxifen, antiaritmica. Tot nu toe zijn meer dan 100 genetische varianten in het CYP2D6 gen beschreven. Mutaties in het gen kunnen resulteren in een (sterk) verhoogde of verlaagde CYP2D6 enzymactiviteit.
In het Noorse onderzoek naar de juiste dosis voor de antipsychotica risperidon en aripiprazol werd bij elke deelnemer het CYP2D6 gen gekarakteriseerd met behulp van een speciale DNA test. Op basis van de testuitslag werden de patiënten onderverdeeld in vier genotypen: poor metabolizer (PM), intermediate metabolizer (IM), normal metabolizer (NM) en ultra rapid metabolizer (UM).
 
Lagere dosis
Aripiprazol en risperidon worden voornamelijk door CYP2D6 gemetaboliseerd tot hun actieve metabolieten. Meestal worden deze middelen in een lage dosering gestart en vervolgens opgehoogd tot een optimaal effect. De Noorse onderzoekers concluderen dat voor matige en slechte metaboliseerders (IMs en PMs) de aanvangsdosering van 30 procent lager zou moeten zijn dan voor normale metaboliseerders. Hiermee is duidelijke aangetoond dat bepaling van CYP2D6-genotype voor de aanvang van een behandeling met aripiprazol of risperidon een effectief hulpmiddel is om de meest geschikte dosering te bepalen.
 
Bron: Noors onderzoek ‘Effect of CYP2D6 genotype on exposure and efficacy of risperidone and aripiprazole: a retrospective, cohort study’ Lancet Psychiatry 2019, 6, 418-26