17 maart 2017
Genvarianten verhogen kans op kind met hartziekte voor depressieve zwangere vrouw
SSRI’s horen bij de meest gebruikte medicijnen door zwangere vrouwen. Ongeveer 1 op de 50 zwangere vrouwen in Nederland slikt een SSRI. Het is onduidelijk of die veilig zijn voor moeder en kind. De richtlijn van gynaecologen en verloskundigen stelt dat SSRI’s kunnen worden gebruikt als een aanstaande moeder die nodig heeft vanwege angst of depressie. De huisartsenrichtlijn zegt dat van antidepressiva niet bewezen is dat ze veilig zijn. De depressierichtlijn van de psychiaters zwijgt erover.
Dat is begrijpelijk, want de onderzoeken spreken elkaar tegen. De vaakst gemelde lichamelijke bijwerking is een aangeboren hartafwijking. Het vermoeden dat SSRI’s de zeer kleine kans (ongeveer 0,7 procent) op een baby met hartafwijkingen iets vergroten is in een vijftiental studies onderzocht. Ongeveer één op de drie onderzoeken zag een verhoogde kans, van ongeveer 20 procent. Dat is een verhoging naar ongeveer 0,8 procent op een kind met een hartafwijking – niet echt iets om rekening mee te houden als een aanstaande moeder depressief of angstig is. Die ziekten zijn zelf namelijk slecht voor geboortegewicht en ontwikkeling van het kind. Voorschrijven van een SSRI aan een zwangere vrouw zal altijd een afweging zijn.
Een genetische test kan daar in de toekomst misschien bij helpen, want het is nu duidelijk dat sommige genvarianten, die bijvoorbeeld bij 5 tot 20 procent van de mensen voorkomen, de kans op een kind met een hartafwijking veel meer vergroten, naar 1,5 tot wel 5,5 procent. De onderzoekers keken naar genen voor lichaamsstoffen die door SSRI’s worden beïnvloed.
Klik hier voor meer informatie.