10 januari 2014

Gevoeligheid longkankerpatiënt bepalen zonder belastende operatie

Longkanker wordt vaak pas ontdekt als de tumoren zich al uitgezaaid hebben, omdat deze patiënten pas laat klachten krijgen als pijn, benauwdheid of hoesten. In zo’n vergevorderd stadium is meestal geen genezing meer mogelijk. Wereldwijd is zestien procent van de mensen die te horen krijgt dat ze longkanker hebben na vijf jaar nog in leven. Wel kan met chemotherapie of medicijnen de kwaliteit van het leven verbeterd worden en soms kan de levensduur nog wat verlengd worden.
 
Sinds enkele jaren zijn er gericht op tumoren werkende middelen zoals gefitinib en erlotinib.  Gefitinib en erlotinib binden zich aan de tumorcel en vertragen daar de deling. Al een paar jaar weten ziekenhuizen dat patiënten met een bepaalde afwijking in een gen (een zogenoemde EGFR mutatie) meestal goed op deze medicijnen reageren, terwijl patiënten met een andere genetische afwijking, (een K-ras mutatie) er juist vaak slechter van worden. Welke DNA-mutaties een patiënt heeft, bekijken longartsen nu nog vaak aan de hand van stukjes weefsel. Voor die DNA-bepaling wordt dan een hapje lymfeklier onder narcose weggehaald. Als dat niet mogelijk is, wordt vaak van gefitinib en erlotinib afgezien.
 
Deze operatie is niet meer nodig, aldus de promovenda. In haar promotieonderzoek bekeek ze of ook cellen zijn te gebruiken die een longarts toch al heeft. Elke longkankerpatiënt met verdenking op uitzaaiingen in de lymfeklieren krijgt een echo via de luchtwegen (EBUS) of via de slokdarm (EUS) om te bepalen of er uitzaaiingen zitten. Hiertoe gaat via de (verdoofde) keel een slangetje, met aan het eind een camera en echokopje, door de luchtpijp of slokdarm naar de lymfeklieren. Tegelijk met die echo worden ook tumorcellen afgenomen om het stadium van de ziekte en het type longkanker vast te stellen. Schuurbiers werkte bij 35 longkankerpatiënten overgebleven cellen op om het DNA te analyseren. En inderdaad kon haar groep zo DNA-mutaties bij 77 procent van de patiënten betrouwbaar vaststellen. Bij 23 procent leverde de echo te weinig materiaal op voor dit aanvullende DNA onderzoek.
 
Uit de cellen wordt het DNA gezuiverd. Daarna worden specifiek de DNA-stukjes met de betreffende genen erin vermeerderd en in een zogenoemd DNA sequencing apparaat gestopt. Deze sequencing apparaten zijn de afgelopen jaren steeds sneller en nauwkeuriger geworden. Schuurbiers: ‘We hebben nu minder cellen nodig dan een paar jaar geleden. En we kunnen inmiddels in dezelfde paar tumorcellen ook meerdere mutaties achterhalen.’
 
Haar onderzoek zet zo weer een nieuwe stap richting personalized medicine: het toespitsen van een therapie op een patiënt zijn erfelijke aanleg of op het type ziekte dat hij of zij heeft. Dat de gevoeligheid voor gefitinib en erlotinib voor patiëntengroepen verschillend is , ontdekten de artsen in de klinische trials. Met name Aziatische, niet-rokende vrouwen bleken goed op deze medicijnen te reageren, daar waar rokende Westerse mannen er meestal niet beter van werden. Vervolgens toonden genetici aan dat er specifieke mutaties aan ten grondslag lagen. Naar verwachting zullen in de toekomst meer mutaties en bijpassende behandelmogelijkheden gevonden worden.