26 januari 2016
'Kankerscreening redt geen levens'
Prasad e.a. leggen uit hoe het eerste kan bestaan, zonder het tweede. Zij zien twee oorzaken. Ten eerste hebben de beschikbare studies mogelijk te weinig ‘power’ om een (kleine) reductie van de totale mortaliteit te detecteren. Voorbeeld: in een dertig jaar durende follow-up studie (de Minnesota Colon Cancer Control Study) naar screening op darmkanker stierven 128 mensen aan darmkanker onder de 10.000 participanten die daarop waren gescreend. In de controlearm betrof het 192 sterfgevallen op 10.000 deelnemers. Een statistisch significant verschil van 64 ziektespecifieke sterfgevallen. De totale mortaliteitscijfers lieten echter iets anders zien: in de screeningsarm overleden 7111 mensen; in de controlearm waren dat er 7109. Dus: geen verschil. Wie eenzelfde verschil van 64 doden zou willen kunnen detecteren in de totale mortaliteitscijfers moet een trial opzetten die minstens vijf keer zo groot is, zo rekenen de onderzoekers voor.
Ten tweede wordt de ziektespecifieke sterftevermindering mogelijk teniet gedaan door extra sterfte (‘off-target deaths’ noemen de auteurs dat) ten gevolge van fout-positieve screeningsuitkomsten en daarmee gepaard gaande overdiagnose en overbehandeling, met alle ongewenste iatrogene gevolgen van dien. Notoir voorbeeld is, zo memoreren de auteurs, prostaatkanker: mannen worden (in Nederland misschien liever: werden) overgediagnosticeerd en overbehandeld en stierven in een enkel geval aan de complicaties daarvan.
Een jaar geleden kwamen Nazmus Saquib e.a. op grond van een grondige analyse van meta-analyses en gerandomiseerde onderzoeken tot eenzelfde slotsom in het International Journal of Epidemiology. In bijna een derde van de door hen onderzochte RCT’s werd vastgesteld dat de kans om te overlijden aan de ziekte waarop gescreend werd afnam door de screening. Bij slechts 1 op de 10 nam de kans om vroegtijdig overlijden door welke oorzaak dan ook af. Geen enkele meta-analyse toonde aan dat de totale mortaliteit door een onderzochte screeningsmethode verminderde.
Volgens Prasad e.a. zit er niets anders op dan het publiek duidelijk te maken dat onzekerheid over de voor- en nadelen van kankerscreening overheerst. Pas grote trials, uitgevoerd over lange perioden, kunnen uitsluitsel geven over het effect op overall mortaliteit. Daar moet dus in geïnvesteerd worden, vinden ze.