Langzame toename hiv-testen in de huisartsenpraktijk
Huisartsen nemen ook vaker het initiatief om het risico op hiv en een test te bespreken, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het NIVEL, RIVM en Soa Aids Nederland in het wetenschappelijke tijdschrift BMJ Open.
De Wereldgezondheidsorganisatie en de Gezondheidsraad pleiten al sinds 1999 voor actiever testen op hiv en aids, zodat je zo vroeg mogelijk met behandeling kan beginnen en de kans op overdracht verkleint. In Nederland is naar schatting 30 tot 40% van de hiv-positieven niet gediagnosticeerd en krijgt 43% de diagnose te laat, waardoor de infectie minder goed te behandelen is. Volgens de Stichting HIV-monitoring waren er in 2012 in Nederland 16.167 hiv-patiënten in behandeling, van wie 67% homoseksuele mannen, de belangrijkste risicogroep. Van de geregistreerde hiv-patiënten heeft 59% de Nederlandse nationaliteit en is 15% afkomstig uit sub-Sahara Afrika. De laatste jaren komen er ieder jaar zo’n 1100 nieuwe patiënten bij.
Naar schatting twee derde van de soa-consulten vindt plaats in de huisartsenpraktijk. De huisarts kan dus een belangrijke rol spelen bij het opsporen van hiv-infecties. Meestal komen patiënten zelf met de ongerustheid over hiv of verzoeken ze zelf om een hiv-test (tussen de 77 en 93%). Maar de huisarts neemt steeds vaker het initiatief om erover te spreken, bijvoorbeeld als de patiënt vraagt getest te worden op chlamydia. Het aantal consulten, waarbij hiv aan de orde kwam op initiatief van de huisarts nam toe van 11% in 1988 tot 23% in 2009. In 1988 bespraken huisartsen gemiddeld met 7 op de 10.000 patiënten de kans op hiv, dit is inmiddels opgelopen tot 13 op de 10.000. Variërend van 2 op het platteland, tot 31 in praktijken in grote steden.
In soa-klinieken wordt sinds 2004 iedereen standaard getest op hiv. In de huisartsenpraktijken kan de huisarts een test aanvragen. NIVEL-onderzoeker epidemioloog en huisarts Gé Donker: “Over de jaren heen wordt er in de huisartsenpraktijk meer getest en gepraat over hiv. Toch valt er nog veel winst te behalen en is actiever testen en open communicatie over seksuele gezondheid een aandachtspunt. Huisartsen moeten alert zijn op (regelmatig) testen van patiënten uit risicogroepen. Zeker ook nu hiv goed behandelbaar is en vroege behandeling overdracht naar anderen minimaliseert. Dat vereist wel uitstekende communicatieve vaardigheden, een open houding en kennis over hiv en vroege symptomen. Hier moet nog meer aandacht voor zijn in de huisartsenopleiding en ook in de nascholing van huisartsen en andere hulpverleners.”
Binnen de Continue Morbiditeits Registratie (CMR) Peilstations houdt het NIVEL al sinds 1988 gegevens bij over ‘angst voor aids’. De CMR Peilstations bestaan sinds 1970 en vormen een representatieve groep van 59 Nederlandse huisartsen in 42 praktijken. Hun patiëntenpopulatie bestrijkt ongeveer 0,8% van de Nederlandse bevolking en is landelijk representatief naar regionale spreiding en bevolkingsdichtheid. De peilstation-huisartsen rapporteren wekelijks of op jaarbasis over het vóórkomen van een aantal ziekten, gebeurtenissen en verrichtingen die in routine-registraties ontbreken en daarin niet gemakkelijk zijn op te nemen.