8 april 2016
Moeilijke patiënt? Vaker foute diagnose
De aandacht die de arts moet geven aan dat gedrag, gaat ten koste van het eigenlijke werk van de dokter: het verzamelen en beoordelen van medische gegevens en het stellen van een bijbehorende, correcte diagnose. Dit concluderen onderzoekers dr. Silvia Mamede en prof. Henk Schmidt.
Onder “moeilijke patiënten” verstaan de onderzoekers: mensen die zich in de spreekkamer agressief gedragen, de deskundigheid van de dokter in twijfel trekken, het advies van de arts niet opvolgen en ook patiënten die er bij voorbaat van uitgaan dat de dokter hen niet serieus neemt en patiënten die zich totaal hulpeloos opstellen.
Ruim zestig huisartsen die in de eindfase van hun opleiding zaten, kregen zes medische scenario's voorgelegd. Daarin was soms wel en soms niet moeilijk gedrag verwerkt. Elk scenario omvatte de medische voorgeschiedenis van de patiënt, de symptomen en de bevindingen van het lichamelijke onderzoek. De klachten waren dezelfde, het enige wat verschilde, was het gedrag van de patiënt.
Bij een “moeilijke patiënt” met een complexe aandoening was de kans op een verkeerde diagnose 42% groter dan bij een “neutrale”. Bij een eenvoudige ziekte was de kans op een verkeerde diagnose toch nog 6% groter. Een aanvullend experiment liet zien waaróm lastig gedrag tot meer diagnostische fouten leidt. Na afloop werd aan de artsen gevraagd wat zij zich van de patiënten herinnerden. De dokters bleken zich meer van het gedrag te herinneren, en minder van de klachten en symptomen.
Onder “moeilijke patiënten” verstaan de onderzoekers: mensen die zich in de spreekkamer agressief gedragen, de deskundigheid van de dokter in twijfel trekken, het advies van de arts niet opvolgen en ook patiënten die er bij voorbaat van uitgaan dat de dokter hen niet serieus neemt en patiënten die zich totaal hulpeloos opstellen.
Ruim zestig huisartsen die in de eindfase van hun opleiding zaten, kregen zes medische scenario's voorgelegd. Daarin was soms wel en soms niet moeilijk gedrag verwerkt. Elk scenario omvatte de medische voorgeschiedenis van de patiënt, de symptomen en de bevindingen van het lichamelijke onderzoek. De klachten waren dezelfde, het enige wat verschilde, was het gedrag van de patiënt.
Bij een “moeilijke patiënt” met een complexe aandoening was de kans op een verkeerde diagnose 42% groter dan bij een “neutrale”. Bij een eenvoudige ziekte was de kans op een verkeerde diagnose toch nog 6% groter. Een aanvullend experiment liet zien waaróm lastig gedrag tot meer diagnostische fouten leidt. Na afloop werd aan de artsen gevraagd wat zij zich van de patiënten herinnerden. De dokters bleken zich meer van het gedrag te herinneren, en minder van de klachten en symptomen.