6 mei 2014

Multidisciplinaire richtlijn over behandeling en diagnostiek prostaatcarcinoom

Ook in de herziene versie wordt bevolkingsonderzoek door de opstellers van de richtlijn niet geadviseerd. De opstellers van de richtlijn vinden wel patiënten de mogelijkheid moet krijgen van een nader onderzoek, mits ze goed op de hoogte zijn van de voor- en nadelen. Dit geldt zeker voor patiënten met risicofactoren – bijvoorbeeld een positieve familieanamnese of bij mannen van het zwarte ras.’

Beter dan met behulp van biopten zou het onderscheid tussen significante en niet-significante prostaattumoren te maken zijn met een speciale MRI-techniek: multiparameter-MRI of mp-MRI. Prof. dr. Theo de Reijke (AMC Amsterdam), een van de opstellers van de richtlijn, zegt daarover: ‘Deze en andere nieuwe beeldvormende technieken zijn qua wetenschappelijke onderbouwing nog niet zodanig geëtableerd dat we ze nu al kunnen adviseren. We bevelen in eerste instantie nog steeds echogeleide biopten aan. Heeft een patiënt negatieve biopten, maar een blijvende verdenking op prostaatkanker, dan zijn er vervolgens drie opties. We kunnen de prostaatkanker gen 3 (PCA3) urinetest doen. Laat de uitslag van deze test een verhoging zien, dan kunnen we besluiten toch nog een biopt af te nemen. Ten tweede kunnen we de mp-MRI inzetten. En ten derde kunnen we bij deze patiënten nogmaals biopten afnemen. Er bestaat, weten we uit onderzoek, een kans van ongeveer 30 % dat we langs die weg alsnog prostaatkanker vinden.