De NIPT is een bloedonderzoek voor zwangere vrouwen. In het bloed van de vrouw zit ook een klein beetje erfelijk materiaal (DNA) van de placenta. Het laboratorium kan aan de hand daarvan onderzoeken of er aanwijzingen zijn dat het ongeboren kind down-, edwards- of patausyndroom heeft.

Bij een afwijkende uitslag van de NIP-test, blijkt dat er gemiddeld in 96 procent van de gevallen sprake is van het downsyndroom. Voor het edwardssyndroom is dat 98 procent, voor het patausyndroom 53 procent. Die percentages zijn volgens het NIPT consortium hoger dan vooraf was berekend voor de NIP-test. De test is dus betrouwbaarder dan verwacht.

Het onderzoek is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift American Journal of Human Genetics en werd onder meer uitgevoerd door onderzoekers van het Amsterdam UMC. Uit de resultaten blijkt dat 73.000 zwangere vrouwen in Nederland de test hebben laten doen in het eerste jaar dat het beschikbaar was. Dat was 42 procent van alle zwangere vrouwen in die periode.

Klik hier voor de publicatie en hier voor het bericht in het Parool.