Pleidooi voor taskforce heropsporing hepatitis C
Dat zeggen arts-onderzoeker Nina Beekmans en mdl-arts Michael Klemt-Kropp, verbonden aan Noordwest Ziekenhuisgroep. Zij pleiten voor het oprichten van een landelijke taskforce voor de heropsporing van hepatitis C.
De verwachting is dat in 2030 het aantal HCV-geïnfecteerden met 85 procent kan afnemen, maar dan moet er wel een actieve diagnose en behandelstrategie worden toegepast. Chronische hepatitis C komt in Nederland voor bij naar schatting 19.200 mensen. Risicogroepen zijn eerstegeneratie-immigranten uit hoogendemische gebieden, hiv-geïnfecteerde mannen die seks hebben gehad met mannen (MSM) en intraveneuze druggebruikers.
Om verschillende redenen is een groot deel van hen niet (meer) bekend in de zorg. Zo kwamen sommigen in het verleden niet in aanmerking voor behandeling, bijvoorbeeld vanwege comorbiditeit. Anderen hadden last van bijwerkingen, non-respons of relaps bij therapie met (peg)interferon. Een deel van deze patiënten lijkt uit de controle te zijn verdwenen.
Dankzij nieuwe, effectieve antivirale middelen is de kans op genezing 90-95 procent, zeggen de initiatiefnemers. Bovendien geven de nieuwe middelen veel minder bijwerkingen en zijn ze ook geschikt voor patiënten met een levercirrose of andere comorbiditeit.
Landelijk zijn al verschillende initiatieven opgezet, waarbij de aanpak per regio verschilt. Het ontbreekt aan centrale coördinatie, stellen de Alkmaarse artsen, die dan ook de noodzaak van een landelijke aanpak benadrukken. In Alkmaar is een heropsporingsproject opgezet vanuit het ziekenhuis, in samenwerking met GGD Hollands Noorden en het laboratorium voor medisch microbiologie. In de periode 2000-2015 zijn in die regio 499 gevallen van chronische HCV geconstateerd. Van hen waren 170 (38%) niet bekend in de zorg. De huisartsen in de regio worden geïnformeerd over het opsporingsproject, en patiënten worden uitgenodigd voor een klinische evaluatie.
De initiatiefnemers realiseren zich dat zij zich met dit initiatief begeven op het vlak van ‘bemoeizorg’, aangezien er geen specifieke hulpvraag is vanuit de patiënten met chronische HCV zelf. Zij denken niettemin dat opsporing gelegitimeerd is, omdat het gezondheidswinst oplevert voor het individu en de publieke gezondheid. Hierbij verwijzen ze naar een ‘handreiking’ van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM.