16 april 2014

Promotieonderzoek: Mammaprint kan nauwkeurig vaststellen of chemokuur nodig is

Dit concludeert Caroline Drukker in haar proefschrift waarop ze is gepromoveerd aan de Amsterdamse UvA. De mammaprint controleert in cellen de werking van zeventig genen die in verband worden gebracht met borstkanker. Het aantal genen dat aan staat, bepaalt of het risico op uitzaaiingen laag of hoog is. Oncologen baseren zich meestal op een richtlijn om te bepalen of een vrouw met borstkanker gebaat kan zijn bij chemotherapie, legt Drukker uit. Daarbij gaan ze uit van de leeftijd van de vrouw, de grootte en aard van de tumor. Vaak is dat duidelijk genoeg, maar er is ook 'een grijs gebied' waar artsen twijfelen. Het gaat om ruim 20 % van de borstkankerpatiënten, zo'n 2.800 vrouwen per jaar. Voor die groep kan de mammaprint uitkomst bieden.

Dat de test een goede risicovoorspeller is, was al bekend. Drukker, arts-onderzoeker in het Antoni van Leeuwenhoek, onderzocht als eerste of vrouwen op basis van een gunstige testuitslag met een gerust hart chemotherapie achterwege kunnen laten. Dat blijkt het geval. Ze volgde ruim 400 borstkankerpatiënten die een mammaprint lieten doen. Honderd van hen hadden volgens de behandelrichtlijn een ongunstige prognose terwijl met de test een laag risico op uitzaaiingen werd vastgesteld. Zij besloten daarop om van een chemokuur af te zien. Vijf jaar later waren ze allemaal nog in leven.

Volgens Drukker kan de mammaprint ook een hulpmiddel zijn om overdiagnose terug te dringen. Van alle vrouwen bij wie in het bevolkingsonderzoek borstkanker wordt ontdekt heeft volgens de Gezondheidsraad 8 % een tumor die zo langzaam groeit dat die nooit levensbedreigend zou worden. Maar die vrouwen worden wél behandeld. In 2012 ging het om 500 patiënten. Onderzoek met de mammaprint wijst uit dat van alle via screening opgespoorde borsttumoren tweederde een laag risico heeft, waarvan nog eens de helft zeer laag. Drukker: 'Bij die vrouwen zouden artsen zich moeten bedenken hoe ze gaan behandelen. Als vrouwen een zeer laag risico hebben op uitzaaiingen zouden zij na het verwijderen van de tumor mogelijk kunnen afzien van behandeling zonder dat daardoor hun levensverwachting ongunstig wordt beïnvloed.'