De onderzoekers hebben op basis van genoemde bronnen berekend dat de fabrikanten van medische producten die in de zorg worden gebruikt met deze winsten in absolute zin op kop gaan: zorginstellingen verdienden € 1,5 mld, en farmaceutische bedrijven verdienden €  1,0 mld aan winst in de Nederlandse zorg. Ook gaat € 1,1 mld aan winsten naar professionals. Deze zijn min of meer gelijkmatig verdeeld over huisartsen, specialisten, apothekers en paramedici.

 

Relatief gezien zijn de verhoudingen iets anders: financiële dienstverleners en de farmaceutische industrie kennen relatief gezien de hoogste winstpercentages, respectievelijk 25-30% en 20-25%. Voor de medische hulpmiddelen industrie is dat percentage 15-20%. Onder professionals variëren winstmarges tussen 10% en 20%, waarbij huisartsen, paramedici en tandartsen relatief hoog zitten. Intramurale instellingen en ziekenhuizen, zorgverzekeraars, groothandels en de bouw zijn deelsectoren met relatief gezien de laagste winstpercentages (allen 0-5%).

 

Volgens de onderzoekers is er een relatie tussen de macht die de verschillende spelers in de zorg hebben en de winstgevendheid. De mate van winstregulering correspondeert juist niet met de machtspositie. De huidige winstregulering is het zwaarst op de minst machtige deelsectoren die winstregulering het minst nodig hebben. Voor deelsectoren waar de relatieve machtspositie hoog is, zoals de farmaceutische industrie en zorgprofessionals, is juist weinig winstregulering.

 

De onderzoekers nuanceren uiteindelijk de resultaten: winst is maar een klein deel van de zorgkosten. Ook als de volledige winst kan worden afgeroomd, blijft er nog ongeveer 90% van de zorgkosten over. Het blijft dus belangrijk om te focussen op de kwaliteit en doelmatigheid van zorg en de waarde die producten en diensten bijdragen, in plaats van puur de winstgevendheid.

 

De koepels van medische hulpmiddelenleveranciers herkennen zich overigens niet in dit rapport.

 

Voor de integrale tekst van het rapport: klik hier.