4 juli 2014

Tests kunnen aanpak en behandeling hartfalen verbeteren

Dat geldt zowel voor de organisatie van de zorg rondom een hartpatiënt als voor de medicatie. Volgens de hoogleraar moet zijn studie naar de interactie tussen een twintigtal biomarkers er uiteindelijk toe leiden dat we bij elke individuele patiënt kunnen zien welk medicijn zal werken en welke niet en vooral ook in welke dosering. 

Geschat wordt dat in Europa ongeveer 15 miljoen mensen aan hartfalen lijden. Boven de 75 jaar lijdt 1 op de 10 mensen aan hartfalen. Tot nu toe worden volgens Brunner-La Rocca alle grote medicijnstudies naar hartfalen op dezelfde manier gedaan. Een groep patiënten krijgt de maximale dosering van een bepaald medicijn, een andere groep een placebo. Hierbij wordt geen onderscheid tussen patiënten gemaakt. Dat heeft als gevolg dat alle patiënten met een zo hoog mogelijke dosering van een bepaald medicijn behandeld worden waardoor er meer bijwerkingen optreden, zonder dat men weet of dit de meest efficiënte manier is voor een patiënt. Daarin wil het biomarker-onderzoek zoals dat in Maastricht plaatsvindt, verandering brengen. “Als ons dit lukt, betekent dit echt een paradigma-shift in de behandeling en aanpak van hartfalen. Dan kunnen we per patiënt zeggen welke medicatie echt nodig is en welke misschien slechts in heel lage dosering of helemaal niet. Minder medicatie is nu voor de meeste hartfalen cardiologen niet bespreekbaar”, aldus Hans Peter Brunner-La Rocca.

De onderzoekers hebben gekozen voor onderzoek van slechts 20 biomarkers,  waarvan de betekenis voor het hart bekend is. Zij onderzoeken de interactie tussen deze biomarkers en de medicatie over een periode van één tot twee jaar en de gevolgen daarvan bij patiënten. Ook internationale partners stellen hun data en monsters ter beschikking voor dit onderzoek.