15 oktober 2015
Troponine bepaalt ‘echtheid’ coronair syndroom
Het vermoeden van acuut coronair syndroom is de meest voorkomende oorzaak van spoedopnames in het ziekenhuis. Van alle mensen die zich melden in het ziekenhuis bij wie sprake was van een vermoedelijk myocardinfarct, had uiteindelijk 20 procent van de patiënten daadwerkelijk een infarct. Methodes om de laagrisicopatiënten te identificeren zouden dus grote voordelen kunnen opleveren.
Aan het onderzoek van Shah e.a. namen ruim zesduizend patiënten deel, allemaal met een verdenking op acuut coronair syndroom. Bij de presentatie in het ziekenhuis werd het plasma troponine gemeten. Op basis van deze gegevens, bepaalden de onderzoekers de troponineconcentratie met een negatief voorspellende waarde van 99,5 procent voor een myocardinfarct. Dit betekent dat bij de vastgestelde waarde 99,5 procent van de mensen met een negatieve waarde (dus onder de drempelwaarde) ook daadwerkelijk geen myocardinfarct heeft. Uit deze bepaling volgde een waarde van 5 ng/l. De onderzoekers vonden dat de drempelwaarde van 5ng/l 61 procent van de laagrisicopatiënten identificeerde; deze patiënten zouden dan zonder opname in het ziekenhuis naar huis kunnen.
De onderzoekers hebben gekeken of deze negatief voorspellende waarde ook opging voor verschillende subgroepen: leeftijd, geslacht, cardiovasculaire riscofactoren en een voorgeschiedenis van hart- en vaatziekten hadden geen invloed op dit resultaat. Maar de negatief voorspellende waarde nam wel af bij patiënten bij wie het troponine werd gemeten binnen twee uur na begin van de pijn op de borst. Bij deze groep was de negatief voorspellende waarde slechts 97,6 procent. Bij deze patiënten zijn meerdere metingen dus wel geïndiceerd.