Urinetest bruikbaar voor HPV-screening
Neha Pathak e.a. hebben systematisch literatuuronderzoek vericht en vervolgens een meta-analyse van veertien studies gedaan waarin in totaal 1443 seksueel actieve vrouwen zijn geïncludeerd, bij wie urinetesten zijn vergeleken met cervicale DNA-testen voor het aantonen van HPV. De sensitiviteit bleek 87 % en de specificiteit 94 %.
Ook bij hoogrisicotypen HPV (16 en 18), die het meest geassocieerd zijn met baarmoederhalskanker, was de urinetest accuraat. De gebruikte urinetesten en de methoden waarmee het DNA vervolgens werd geanalyseerd, varieerden sterk tussen de studies. Toch lijkt de urinetest waarbij de eerste portie van een urinelozing wordt gebruikt, het meest geschikt. Mogelijk bevat deze eerste urine meer DNA, aldus de auteurs.
Voordat de urinetest in de richtlijnen kan worden opgenomen als alternatief voor een vaginaal onderzoek, wat doorgaans invasief en tijdrovend is, moet er een uniforme methode ontwikkeld worden voor detectie van HPV in urine. Met name bij vrouwen die niet deelnemen aan de reguliere screening, bijvoorbeeld vanwege angst voor vaginaal onderzoek, kan deze vorm van screenen de dekkingsgraad verhogen, aldus de auteurs.
In een begeleidend editorial doen Henry Kitchener en Gemma Owens een voorstel tot vervolgonderzoek. Zij vragen zich af of het aantal patiënten dat uiteindelijk baarmoederhalskanker ontwikkelt, ook lager zal zijn met deze vorm van screening. Ook de vergelijking tussen urinetesten en zelftesten met vaginale swabs is nog niet eerder gemaakt.
In Nederland gaat de screening op baarmoederhalskanker per 2016 veranderen, aldus de website van het RIVM. Het gemaakte uitstrijkje wordt voortaan eerst onderzocht op de aanwezigheid van hoogrisico-HPV en niet, zoals in het bestaande bevolkingsonderzoek, op afwijkende cellen. Pas als dit virus aanwezig is, wordt het uitstrijkje beoordeeld op afwijkende cellen. Zijn deze beide aanwezig, dan volgt een doorverwijzing naar de gynaecoloog.