31 januari 2014

Variatie Nederlandse kankerzorg nog aanzienlijk

De rapporten kunnen worden gezien als een vervolg op het rapport ‘Kwaliteit van kankerzorg in Nederland’, dat de Signaleringscommissie Kanker (SCK) van het KWF in 2010 uitbracht. Daarin stond dat de behandeling van kankerpatiënten flink verschilde tussen ziekenhuizen. Sindsdien is behandeling van een aantal tumorsoorten (zoals blaas- en maagkanker) fors geconcentreerd. Er zijn volumenormen opgesteld, er zijn mono- en multidisciplinaire normen (de SONCOS-normen), die betrekking hebben op volume en infrastructuur. Er zijn goede registratiesystemen opgezet, naar het voorbeeld van de Dutch Surgical Colorectal Audit. Die laatste loopt al langer en lijkt zijn vruchten af te werpen: er vinden minder irradicale resecties plaats en de mortaliteit daalt. Maar voor weinig voorkomende tumoren is doorgaans geen goede registratie opgezet.
 
Uit het rapport van het IKNL, ‘Kankerzorg in beeld’, blijkt dat de variatie in zorg nog steeds aanzienlijk is. Bij vrijwel elk uitgelichte tumorsoort is sprake van variatie, waarbij het bijvoorbeeld gaat om verschillen in operatiesterfte, in wel of geen adjuvante therapie en de hoeveelheid onderzochte lymfeklieren. Daarbij wordt opgemerkt dat het niet altijd duidelijk is of die variatie ook verband houdt met variatie in uitkomsten. Als dat niet het geval is, kan variatie ook waardevol zijn, staat in het rapport. De patiënt heeft wat te kiezen én de gegevens kunnen gebruikt worden als observationeel vergelijkingsmateriaal.
 
Verder viel de onderzoekers op dat oudere kankerpatiënten in veel opzichten anders behandeld worden. Zo worden ze voor bepaalde tumorsoorten minder vaak geopereerd, krijgen ze andere adjuvante therapie en wordt soms minder diagnostiek gedaan. Daar kunnen goede redenen voor zijn: er is bij deze groep vaker sprake van comorbiditeit. Daarnaast is in veel gevallen niet bekend of een bepaalde behandeling bij hen net zo goed werkt als bij jongere patiënten, omdat zij vaker worden uitgesloten bij trials.