8 september 2016
Vijf laboratoria voeren onderzoek baarmoederhalskanker uit
In de huidige werkwijze vindt een beoordeling op afwijkende cellen in het uitstrijkje. Vanaf 2017 wordt eerst een screening op het humaan papillomavirus (HPV) gedaan. Screenen op HPV is gevoeliger dan alleen het testen op afwijkende cellen. Hierdoor kunnen vrouwen met (een voorstadium van) baarmoederhalskanker eerder worden opgespoord binnen het bevolkingsonderzoek.
Jaarlijks nemen rond de 500 duizend vrouwen deel aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Momenteel zijn er ongeveer 40 laboratoria in Nederland die uitstrijkjes onderzoeken op de aanwezigheid van afwijkende cellen die kunnen duiden op de aanwezigheid van baarmoederhalskanker, of een voorstadium ervan. De landelijke screeningsorganisaties hebben de vijf eerder genoemde laboratoria aangewezen om het vanaf volgend jaar te doen.
Als een laboratorium in het uitstrijkje HPV vaststelt, wordt bij de afdeling Pathologie verder gekeken naar de aanwezigheid van afwijkende cellen. Als deze cellen aanwezig zijn, krijgt de vrouw hiervan bericht met een doorverwijzing naar de gynaecoloog. Als er alleen HPV is gevonden, maar geen afwijkende cellen, krijgt de vrouw zes maanden later een controle-uitstrijkje bij de huisarts.
Ruim 80 procent van de vrouwen loopt één of meerdere keren in hun leven een HPV-besmetting op. In de regel ruimt het afweersysteem van de mens het HPV op, maar soms ontsnapt het virus hieraan en kan het langer in het lichaam aanwezig blijven. Dit kan tot een voorstadium van baarmoederhalskanker leiden. Door screening kan worden voorkomen dat er daadwerkelijk kanker ontstaat.
Ongeveer een kwart van de vrouwen reageert niet op uitnodigingen voor het onderzoek. In het nieuwe bevolkingsonderzoek krijgen vrouwen die normaal niet participeren (non-responders) voor het eerst ook de mogelijkheid om met een zelfafnameset materiaal af te nemen waarmee de HPV-bepaling kan worden uitgevoerd. Een uitstrijkje bij de huisarts is voor deze stap dan niet meer nodig.’